
De geboorte van een wereldspeler
Ook een wereldspeler begint als start-up. Eind negentiende eeuw veroorzaken technologische doorbraken een snelgroeiende vraag naar nieuwe olieproducten zoals petroleum en later benzine en diesel. De pioniers van De Koninklijke spelen met hun nieuwe bedrijf in op die energietransitie.
Door Andre Romeyn op 15 jun. 2020
De Maatschappij. Tegenwoordig hoor je het niet zo vaak meer, maar er was een tijd dat het niet ongewoon was dat Shell-medewerkers het over ‘de Maatschappij’ hadden als het over hun bedrijf ging. Een beetje gedragen en deftig uitgesproken; met de klemtoon op vrijwel iedere lettergreep. De hoofdletter M rolde er eigenlijk als vanzelf uit.
Dit jaar mag dat bedrijf, beter bekend als De Koninklijke, maar liefst 130 kaarsjes op zijn verjaardagstaart zetten. Op 16 juni is het zover. Op die bewuste maandag in 1890 vond, vlak na het passeren van de oprichtingsakte, de eerste vergadering van aandeelhouders plaats waarmee het nieuwe bedrijf De Koninklijke was opgericht. Dat gebeurde in Amsterdam in gebouw De Eensgezindheid aan het Spui, hoek Burgwal. In latere jaren zou De Koninklijke mede aan de basis staan van de Koninklijke/Shell Groep, en het bedrijf zou zich in korte tijd ontwikkelen tot een wereldspeler.
De oprichting en de goedkeuring van de investeerders vonden dan wel plaats in Amsterdam, het bedrijf koos als domicilie Den Haag. “Het belang van olie stond verhoudingsgewijs nog maar in de kinderschoenen”, zegt professor Jan Luiten Van Zanden van de Universiteit Utrecht. In het eerste decennium van deze eeuw was hij een van onderzoekers naar de geschiedenis van de 100-jarige samenwerking tussen De Koninklijke en Shell. De resultaten van het onderzoek vormden de basis van het in 2007 gepubliceerde driedelige werk ‘Geschiedenis van Koninklijke Shell’.

“De voornaamste energiebron in de 19e eeuw was steenkool. Na de opkomst van de moderne olie-industrie werd aardolie een belangrijk product maar geen megaproduct. De voornaamste toepassing was het gebruik van petroleum als lampolie. Na 1900 zie je dat snel veranderen door de opkomst van de interne verbrandingsmotor in de automobielindustrie en de toepassing van stookolie in de scheepvaart. Meer in het bijzonder in de marineschepen van de verschillende krijgsmachten die in aanloop naar de Eerste Wereldoorlog in groten getale van de helling liepen”.
Ondanks het verhoudingsgewijs beperkte belang van aardolie was het voor de oprichters direct duidelijk dat olie en energie nauw verbonden waren met politiek en macht. Daarom kozen zij voor vestiging op steenworp afstand van het bestuurlijke centrum. “Uitgangspunt waren de goede contacten met het lokale, koloniale, Indische bestuur, maar ook met de Nederlandse politiek en ambtenarij. De politiek bepaalde in belangrijke mate waar de concessies en de macht naar toegingen. Het werd overigens ook als een nationaal belang gezien dat een Nederlands bedrijf een rol zou spelen in de opkomende markt van aardolie. Het bood bovendien een mogelijkheid om de Nederlandse invloed in Sumatra uit te breiden”.
Ongelukkige liefde
Het gebruik van aardolie en aardolieproducten is al bijna net zo oud als de mensheid zelf. De moderne aardolie-industrie vindt zijn oorsprong echter pas rond 1850. Met de vondst van grote olievelden in Pennsylvania (Verenigde Staten), de toepassing van petroleum als lampolie en de ontwikkeling van technologie om het goedje op diepte te vinden en te winnen, neemt het belang rap toe. De groei van de wereldwijde vraag bood grote mogelijkheden voor nieuwe toetreders. Pioniers ruiken hun kans en dat geldt ook voor Aeilko Jans Zijlker (1840 - 1890). Aeilko Jans, administrateur van de Oost-Sumatra Tabak Maatschappij, was een zoon uit een rijke Groningse familie van herenboeren. Naar verluidt, was hij na een ongelukkige liefde naar Nederlands-Indië gegaan waar hij in 1880 olie ontdekte op Noord-Sumatra. In het Sultanaat Langkat boort Zijlker in 1885 een nieuwe bron aan: de Telaga Tunggal nr.1, de bron die het fundament van Koninklijke Olie zou worden. Het duurt daarna nog vier jaar voordat hij de exploratie naar tevredenheid kan afronden. De bron blijkt een grote hoeveelheid olie te bevatten en geschikt te zijn voor commerciële exploitatie. Maar daarmee zijn de problemen niet voorbij. Zijlker heeft meer geld en slagkracht nodig en eind 1889 vaart hij terug naar Nederland om er een exploitatiemaatschappij op de zetten en dat wordt De Koninklijke.
"Het belang van olie stond verhoudingsgewijs nog maar in de kinderschoenen "


Koninklijk uit de startblokken
Zeer opvallend is dat het nieuwe bedrijf bij de oprichting al het predicaat Koninklijk draagt. Ook in 1890 was dat uitzonderlijk. De finesses achter deze royale beslissing zijn enigszins in nevelen gehuld, maar het wijst volgens Jan Luiten van Zanden op een belangrijk element van de nieuwe onderneming. “Van het begin af aan heeft De Koninklijke blijk gegeven van een opvallend talent voor netwerken. Bekend zijn de geruchten dat Koning Willem III bij de eerste aandeelhouders behoorde, maar bewijs daarvoor is er niet”, legt hij uit. “De koninklijke belangstelling voor de new kid on the block was in ieder geval blijvend. Tot in de jaren 20 van de vorige eeuw praatte de directie Koningin Wilhelmina regelmatig bij over de stand van zaken.” Bij het verlenen van het predicaat ‘Koninklijke’ gebeurt nog iets opvallends. In de handgeschreven brief van de particulier secretaris van Koning Willem III, voegt deze per ongeluk of uit gewoonte de term ‘Nederlandsche’ toe aan de bedrijfsnaam. Daardoor wordt de toch al lange naam nog langer: De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Nederlandsch Indië. Van Zanden: “Dat Nederlandsche heeft uiteindelijk wel wat toegevoegd aan het bedrijf”. De lange naam verdween in 1949 toen de naam werd gewijzigd in NV Koninklijke Nederlandsche Petroleum Maatschappij.
Van Zanden en collega’s merken in 100 jaar Koninklijke Shell op dat de contouren van de latere ruggengraat van het bedrijf er direct in zaten: duidelijke doelstellingen, belang van techniek, streng financieel beheer en een opvallend vermogen om talentvolle leidinggevenden voort te brengen. Door de afgelegen ligging en complexe omstandigheden in Langkat investeert het bedrijf noodgedwongen in de gehele bedrijfskolom, van productie, pijpleidingentransport, raffinage, en verpakking tot vervoer naar een eigen netwerk van verkooppunten. Daarmee wordt het bedrijf een van de eerste geïntegreerde oliebedrijven, een recept dat later mede de opmaat blijkt tot de opmerkelijk goede resultaten. Desondanks zijn de eerste jaren geen onverdeeld succes. De extreem moeilijke en primitieve omstandigheden, doen het jonge bedrijf bijna kopje onder gaan. Onder de bezielende leiding van J.B.A. Kessler (1853 - 1900), de opvolger van Zijlker, beschikt het bedrijf niet alleen over voldoende uithoudingsvermogen, maar ook over de veerkracht die de nieuwkomer nodig heeft om overeind te blijven en een stevig fundament te leggen voor de ontwikkeling van een wereldspeler.
Koninklijk aandeel
De Koninklijke geeft de allereerste aandelen uit in 1890. Het gaat om een emissie van 1.300 aandelen van duizend gulden. Daarmee bedraagt het totale kapitaal van De Koninklijke 1,3 miljoen gulden, destijds een enorm bedrag. De eerste uitbetaling van dividend aan de aandeelhouders volgt na een paar moeizame jaren, in 1894: tachtig gulden per aandeel. Enkele jaren tijdens de Tweede Wereldoorlog uitgezonderd, betaalt Koninklijke Olie sinds 1894 elk jaar dividend uit. Onder de oprichters bevinden zich, naast pionier Aeilko Jans Zijlker, mensen uit de Amsterdamse financiële wereld. De belangrijkste onder hen is de invloedrijke bankier Norbertus Petrus van den Berg, directeur van De Nederlandsche Bank en tevens voormalig president van de Javasche Bank. Zijlker leerde Van den Berg kennen op zijn zeereis naar Nederland in 1889 en weet zijn vertrouwen te winnen. Samen met Van den Berg zet Zijlker een ondernemingsplan in elkaar en een aandelenprospectus.