B7 brandstof

De benzine en diesel die u tankt bevatten naast koolwaterstoffen ook biobrandstoffen. Dit zijn hernieuwbare componenten die worden gemaakt uit biomassa. De toename in het gebruik van biobrandstoffen is nauw verbonden met Europese richtlijnen voor het toepassen van hernieuwbare energie. Met het bijmengen van biobrandstoffen wordt een bijdrage geleverd aan het verminderen van de uitstoot van CO2. 

De kwaliteit van benzine en diesel moet voldoen aan de Europese brandstofspecificatie zoals overeengekomen door de auto- en brandstoffabrikanten. Voor benzine geldt de specificatie NEN-EN 228 en voor diesel NEN-EN 590. Naast de algemene kwaliteitseisen zijn in deze specificaties ook de maximum percentages aan biocomponenten vastgelegd. De meest gebruikte biocomponenten zijn ethanol voor benzine en FAME (Fatty-Acid-Methyl-Ester) voor diesel.

In de Europese specificatie NEN-EN 228 en NEN-EN 590 zijn de maximum percentages biocomponenten in benzine respectievelijk diesel vastgelegd. In de huidige Euro 95 E5 benzine in Nederland zit momenteel maximaal 5% bio-ethanol verwerkt. Deze brandstof is te herkennen aan het label E5. Het is mogelijk dat brandstofleveranciers ook aan benzine met een octaangetal van 98 bio-ethanol toevoegen. Echter aan Shell V-Power Benzine met een octaangetal van minimaal van 98 wordt geen bio-ethanol toegevoegd, maar heeft wel het CEN-label E5. Het label E5 wordt namelijk gebruikt voor benzines met een ethanolgehalte van 0% tot en met 5%. Dieselbrandstof mag maximaal 7 % FAME (Fatty-Acid-Methyl-Ester)  bevatten en wordt aangeduid met het CEN-label B7.