Direct naar de hoofd inhoud

Meer Shell

De Shell-pecten in de receptie van de Shell Campus Den Haag

Veelgestelde vragen over de Klimaatzaak van Milieudefensie

Geactualiseerd op 26 mrt 2024, 30 okt 2024, 19 nov 2024 en 23 jun 2025

Op 12 november 2024 vernietigde het gerechtshof Den Haag de uitspraak van de rechtbank Den Haag van mei 2021 in de zaak die Milieudefensie, andere ngo's en een groep particulieren tegen Shell plc hadden aangespannen. Het beroep ging over de vraag of Shell een wettelijke verplichting heeft om de wereldwijde totale koolstofemissies die het rapporteert in Scope 1, 2 en 3 tegen 2030 met netto 45% te verminderen ten opzichte van het niveau van 2019.

Het bevel van de rechtbank had eerder een "aanzienlijke inspanningsverplichting" opgelegd voor Scopes 2 en 3. De eerste rechtszaak werd in 2019 aangespannen tegen Shell door Milieudefensie, zes andere ngo's en een groep particulieren. 

Met antwoorden op de veelgestelde vragen gaan we verder in op de zaak. Dit is een vernieuwde versie van dit FAQ-document, dat voor het eerst in juni 2021 werd gepubliceerd en vervolgens ook in mei 2022 een update kreeg op Shell.nl.

Deel 1: Het hoger beroep van Shell

Vraag 1: Wat was de uitspraak van het gerechtshof in het hoger beroep?  

Op 12 november 2024 heeft het gerechtshof Den Haag (het hof) de vordering van Milieudefensie tegen Shell afgewezen. Daarmee heeft het hof het eerdere vonnis van de rechtbank met onmiddellijke ingang in zijn geheel vernietigd. De volledige uitspraak is hier

 te vinden.

Het hof oordeelde dat de door de rechtbank opgelegde reductielast niet in stand kon blijven, omdat:

  • met betrekking tot Scope 1 en 2 Milieudefensie niet kon aantonen dat het onwaarschijnlijk was dat Shell haar uitstoot tegen 2030 met 45% zou verminderen (ten opzichte van 2019), aangezien Shell deze doelstelling al grotendeels heeft bereikt: eind 2023 had Shell haar Scope 1- en 2-emissies met 31% verminderd ten opzichte van 2016 (of 29% ten opzichte van 2019); en
  • ten aanzien van Scope 3 er in de klimaatwetenschap onvoldoende overeenstemming was over een specifiek reductiepercentage waaraan een individueel bedrijf als Shell zich zou moeten houden. Verder bepaalde het hof dat een reductiebevel met betrekking tot Scope 3 niet effectief zou zijn om de totale CO2-uitstoot te verminderen, aangezien andere bedrijven de verkoop van energieproducten van Shell zouden overnemen.

Vraag 2: Wat zijn de volgende juridische stappen na de uitspraak van het gerechtshof? 

Op 11 februari 2025 heeft Milieudefensie aangekondigd in cassatie te gaan bij de Hoge Raad. De Hoge Raad zal beoordelen of het recht juist is toegepast en of het gerechtshof een voldoende gemotiveerd oordeel heeft gewezen. Het proces duurt doorgaans 18 maanden.

Vraag 3: Waarom vindt Shell dat rechtszaken tegen bedrijven weinig bijdragen aan de aanpak van klimaatverandering?

De energietransitie vraagt om samenwerking tussen overheden, bedrijven en consumenten. Procederen maakt niet de wereldwijde samenwerking mogelijk die nodig is om zowel de vraag naar als het aanbod van energie te veranderen. Effectief beleid van de overheid en actie vanuit alle sectoren is de juiste manier om tot oplossingen te komen en vooruitgang te boeken.   

Vraag 4: Blijft Shell vasthouden aan haar strategie en haar doelen voor het verminderen van de uitstoot?

Ja. We zijn gefocust op het realiseren van onze strategie en die is ongewijzigd. We versnellen onze strategie om meer waarde te leveren met minder emissies, terwijl we ernaar streven 's werelds toonaangevende geïntegreerde energiebedrijf te worden.

We zijn ook tijdens het hoger beroep gefocust gebleven op het realiseren van onze energietransitiestrategie. Daar horen ook forse investeringen in de energietransitie bij. De uitspraak van het hof verandert hier niets aan en erkent juist de vooruitgang die Shell heeft geboekt ten opzichte van de eigen doelstellingen.

Wereldwijd heeft Shell $ 20 miljard geïnvesteerd in koolstofarme opties zoals koolstofarme brandstoffen, waterstof en koolstofafvang en -opslagen. Onze focus ligt nu op het stimuleren van winstgevendheid en schaalvergroting van deze platforms. In 2024 hebben we ongeveer $ 500 miljoen – bijna de helft van onze totale uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling – besteed aan projecten die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van koolstofarme technologieën. Lees meer over onze inspanningen in onze Energietransitiestrategie (opent op Shell.com)

.

Belangrijk is dat we al resultaten hebben geboekt: eind 2024 hebben we 60% van onze doelstelling bereikt om de Scope 1- en 2-emissies van onze activiteiten tegen 2030 te halveren (vergeleken met 2016, op nettobasis). We hebben de uitstoot van klanten door het gebruik van olieproducten met 14% verminderd, ten opzichte van onze ambitie van 15-20% in 2030, vergeleken met 2021. We hebben de netto koolstofintensiteit van de producten die we verkopen met 9% verminderd. Daarmee zijn we op de goede weg om onze doelstelling van 15-20% in 2030 (vergeleken met 2016) te behalen. Onze methaanemissie-intensiteit bleef met 0,04% onder ons doel van 0,2%.

De Shell-pecten op de gevel van een Shell-retail station

Shell en de Klimaatzaak

Lees in ons dossier over de Klimaatzaak waarom we in beroep gingen, hoe we werken aan een toekomst met schonere energie en wat we doen én gaan doen voor de Nederlandse energietransitie.

Ga naar het dossier

Deel 2: Het vonnis van de rechtbank in 2021

Vraag 5: Wat was het vonnis van de rechtbank en werd het direct van kracht?

De rechtbank oordeelde dat Shell op dit moment niet onrechtmatig handelt, maar oordeelde wel dat Shell de totale CO2-uitstoot van de activiteiten van de Shell Groep en de verkochte energieproducten tegen eind 2030 met 45% (netto) moet verminderen ten opzichte van haar uitstoot in 2019. Ten aanzien van de Scopes 2 en 3 heeft de rechtbank een verplichting tot het verrichten van een "zwaarwegende inspanningsverplichting" opgelegd. De rechtbank oordeelde dat het vonnis tegen Shell direct van kracht is en niet zal worden opgeschort in afwachting van een hoger beroep.

De rechtbank verwees naar de wereldwijde uitstoot van Shell, niet alleen naar de uitstoot binnen Nederland, en verwees naar vermindering van de uitstoot in absolute termen, niet naar koolstofintensiteit.  

De rechtbank stelde dat Shell "de volledige vrijheid heeft om naar eigen goeddunken aan haar reductieverplichting te voldoen". De rechter staat compensatie van CO2-uitstoot toe, bijvoorbeeld door het afvangen en opslaan van CO2 of met op de natuur gerichte oplossingen, zoals het planten van bomen en het beschermen van de natuur.

Vraag 6: Wat is de juridische basis voor het vonnis?

De rechtbank baseerde zich op een 'ongeschreven zorgvuldigheidsnorm' naar Nederlands recht. Bovendien beschouwde de rechtbank klimaatverandering als een mensenrechtenkwestie en verklaarde dat het algemeen aanvaard is dat alle bedrijven de mensenrechten moeten respecteren en eventuele feitelijke of potentiële negatieve effecten op de mensenrechten van hun eigen activiteiten of als gevolg van hun zakelijke relaties moeten beoordelen. De rechtbank zei dat de gevolgen van klimaatverandering in Nederland en het Waddengebied een bedreiging vormen voor de (mensen)rechten van Nederlanders en de bewoners van het Waddengebied.

Vraag 7: Welke reden gaf de rechtbank in het specificeren van een netto 45% vermindering tegen 2030, in vergelijking met het niveau van 2019? 

De rechtbank besloot dat om de opwarming van de aarde tot 1,5°C te beperken, de wereld trajecten moet kiezen die de CO2-uitstoot tegen 2030 netto met 45% verminderen ten opzichte van het niveau van 2010. De rechtbank verwees specifiek naar het IPCC, het UNEP, de Overeenkomst van Parijs, het IEA en andere internationale organen, overeenkomsten en beleid. De rechtbank koos voor 2019 in plaats van 2010 als basis voor deze beslissing, omdat Milieudefensie specifiek om het jaar 2019 had gevraagd.

Vraag 8: Heeft de rechtbank geldelijke boetes opgelegd om opvolging van het vonnis af te dwingen, vooral erop gelet dat het onmiddellijk van kracht is?

De rechtbank oordeelt dat Shell op dit moment niet onrechtmatig handelt en dat er geen uitspraak is gedaan over mogelijke aansprakelijkheid in verband met toekomstige acties. De rechtbank heeft geen mogelijke sancties tegen het bedrijf opgelegd in verband met de naleving van het vonnis.

Vraag 9: Waarom ging Shell in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank?

Ons hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank van 2021 ging niet over de vraag of er een dringende noodzaak is om klimaatverandering aan te pakken; Shell ondersteunt het doel van het Akkoord van Parijs en is een belangrijke investeerder in de wereldwijde energietransitie. We zijn in beroep gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank omdat we van mening zijn dat de uitspraak geen basis heeft in het Nederlandse recht, en door alleen te focussen op het aanbod van energie in plaats van de vraag ernaar, dat het niet effectief is en zelfs contraproductief kan zijn bij het aanpakken van klimaatverandering. Het is de rol van de overheid om beleid te creëren dat de keuze van de consument voor energie stimuleert. Slim beleid van de overheid en actie vanuit alle sectoren is de juiste manier om tot oplossingen te komen en vooruitgang te stimuleren.

Belangrijk referentiemateriaal

Cautionary note

The companies in which Shell plc directly and indirectly owns investments are separate legal entities. In this web page “Shell”, “Shell Group” and “Group” are sometimes used for convenience where references are made to Shell plc and its subsidiaries in general. Likewise, the words “we”, “us” and “our” are also used to refer to Shell plc and its subsidiaries in general or to those who work for them. These terms are also used where no useful purpose is served by identifying the particular entity or entities. “Subsidiaries”, “Shell subsidiaries” and “Shell companies” as used in this web page refer to entities over which Shell plc either directly or indirectly has control. The term “joint venture”, “joint operations”, “joint arrangements”, and “associates” may also be used to refer to a commercial arrangement in which Shell has a direct or indirect ownership interest with one or more parties. The term “Shell interest” is used for convenience to indicate the direct and/or indirect ownership interest held by Shell in an entity or unincorporated joint arrangement, after exclusion of all third-party interest.

Forward-looking statement

This web page contains forwasrd-looking statements (within the meaning of the U.S. Private Securities Litigation Reform Act of 1995) concerning the financial condition, results of operations and businesses of Shell. All statements other than statements of historical fact are, or may be deemed to be, forward-looking statements. Forward-looking statements are statements of future expectations that are based on management’s current expectations and assumptions and involve known and unknown risks and uncertainties that could cause actual results, performance or events to differ materially from those expressed or implied in these statements. Forward-looking statements include, among other things, statements concerning the potential exposure of Shell to market risks and statements expressing management’s expectations, beliefs, estimates, forecasts, projections and assumptions. These forward-looking statements are identified by their use of terms and phrases such as “aim”, “ambition”, “anticipate”, “believe”, “could”, “estimate”, “expect”, “goals”, “intend”, “may”, “milestones”, “objectives”, “outlook”, “plan”, “probably”, “project”, “risks”, “schedule”, “seek”, “should”, “target”, “will” and similar terms and phrases. There are a number of factors that could affect the future operations of Shell and could cause those results to differ materially from those expressed in the forward-looking statements included in this WEB PAGE, including (without limitation): (a) price fluctuations in crude oil and natural gas; (b) changes in demand for Shell’s products; (c) currency fluctuations; (d) drilling and production results; (e) reserves estimates; (f) loss of market share and industry competition; (g) environmental and physical risks; (h) risks associated with the identification of suitable potential acquisition properties and targets, and successful negotiation and completion of such transactions; (i) the risk of doing business in developing countries and countries subject to international sanctions; (j) legislative, judicial, fiscal and regulatory developments including regulatory measures addressing climate change; (k) economic and financial market conditions in various countries and regions; (l) political risks, including the risks of expropriation and renegotiation of the terms of contracts with governmental entities, delays or advancements in the approval of projects and delays in the reimbursement for shared costs; (m) risks associated with the impact of pandemics, such as the COVID-19 (coronavirus) outbreak, regional conflicts, such as Russia’s invasion of Ukraine, and a significant cybersecurity breach; and (n) changes in trading conditions. No assurance is provided that future dividend payments will match or exceed previous dividend payments. All forward-looking statements contained in this web page are expressly qualified in their entirety by the cautionary statements contained or referred to in this section. Readers should not place undue reliance on forward-looking statements. Additional risk factors that may affect future results are contained in Shell plc’s Form 20-F for the year ended December 31, 2023 (available at www.shell.com/investors/news-and-filings/sec-filings.html

 and www.sec.gov). These risk factors also expressly qualify all forward-looking statements contained in this web page and should be considered by the reader. Each forward-looking statement speaks only as of the date of this web page, March 26, 2024. Neither Shell plc nor any of its subsidiaries undertake any obligation to publicly update or revise any forward-looking statement as a result of new information, future events or other information. In light of these risks, results could differ materially from those stated, implied or inferred from the forward-looking statements contained in this web page.

Shell’s net carbon intensity

Also, in this web page we may refer to Shell’s “net carbon intensity”, which includes Shell’s carbon emissions from the production of our energy products, our suppliers’ carbon emissions in supplying energy for that production and our customers’ carbon emissions associated with their use of the energy products we sell. Shell only controls its own emissions. The use of the term Shell’s “net carbon intensity” is for convenience only and not intended to suggest these emissions are those of Shell plc or its subsidiaries.

Shell’s net-zero emissions target

Shell’s operating plan, outlook and budgets are forecasted for a ten-year period and are updated every year. They reflect the current economic environment and what we can reasonably expect to see over the next ten years. Accordingly, they reflect our Scope 1, Scope 2 and Net Carbon Intensity (NCI) targets over the next ten years. However, Shell’s operating plans cannot reflect our 2050 net-zero emissions target, as this target is currently outside our planning period. In the future, as society moves towards net-zero emissions, we expect Shell’s operating plans to reflect this movement. However, if society is not net zero in 2050, as of today, there would be significant risk that Shell may not meet this target.

Forward looking non-GAAP measures

This web page may contain certain forward-looking non-GAAP measures such as cash capital expenditure and divestments. We are unable to provide a reconciliation of these forward-looking Non-GAAP measures to the most comparable GAAP financial measures because certain information needed to reconcile those non-GAAP measures to the most comparable GAAP financial measures is dependent on future events some of which are outside the control of Shell, such as oil and gas prices, interest rates and exchange rates. Moreover, estimating such GAAP measures with the required precision necessary to provide a meaningful reconciliation is extremely difficult and could not be accomplished without unreasonable effort. Non-GAAP measures in respect of future periods which cannot be reconciled to the most comparable GAAP financial measure are calculated in a manner which is consistent with the accounting policies applied in Shell plc’s consolidated financial statements.

The contents of websites referred to in this WEB PAGE do not form part of this WEB PAGE.

We may have used certain terms, such as resources, in this web page that the United States Securities and Exchange Commission (SEC) strictly prohibits us from including in our filings with the SEC. Investors are urged to consider closely the disclosure in our Form 20-F, File No 1-32575, available on the SEC website www.sec.gov

.

Meer Shell