Lage drempel
In Amsterdam heeft Shell jarenlange ervaring met het uitwerken van ideeën tot technologieën die op grote schaal toepasbaar en commercieel haalbaar zijn, legt Winter uit. De energietransitie is echter zo breed, dat er ook kennis en kunde van andere partijen nodig is om te kunnen versnellen. “Daarom zijn we met de open innovatiecampus begonnen. Die zal een belangrijke rol gaan spelen bij het ontwikkelen van nieuwe technologie, niet alleen voor Shell, maar ook voor andere bedrijven en de maatschappij in het algemeen.” Onderzoekers van verschillende partijen bij elkaar op een campus laten werken heeft zo zijn voordelen. “De drempel om elkaar te ontmoeten is veel lager: je komt elkaar vaker tegen, kunt gemakkelijker bij elkaar binnenlopen, bijeenkomsten organiseren en teams vormen. Daardoor wisselt iedereen kennis en ideeën veel sneller uit. Hoe meer onderlinge ‘botsingen’ er zijn hoe beter”, stelt Winter.
Sneeuwbaleffect
Het streven is om de Energy Transition Campus Amsterdam in de loop van 2024 tot 2025 voor 60% bevolkt te laten zijn met onderzoekers van Shell en voor 40% met onderzoekers van andere partijen. “We zijn nu bezig te werven en hopen dat er met de komst van nieuwe partijen een sneeuwbaleffect ontstaat”, aldus Winter.
ETCA verwelkomt bij voorkeur onderzoekers van universiteiten, start-ups en bedrijven die actief zijn in zeven transitiesectoren waaronder circulariteit van kunststoffen, waterstoftechnologie, elektrificatie en brandstoffen gemaakt uit hernieuwbare bronnen. Mocht er op enig moment een nieuwe baanbrekende technologie opkomen, dan zal die worden toegevoegd.
“Maar niet al het onderzoek hoeft in het straatje van Shell te passen, zolang het maar aansluit bij de energietransitie in het algemeen”, aldus Winter. Binnen het campus-gebouw van dertien voetbalvelden groot werken op het ogenblik rond de 1.000 mensen uit meer dan 50 landen in laboratoria, testhallen en kantoren. Voor nieuwkomers is er nog genoeg ruimte. “Dat kan omdat we niet uitgaan van een verdeling in vierkante meters maar van een gezamenlijk functioneel gebruik van ruimten en faciliteiten. Bij Shell laten we bijvoorbeeld na het afsluiten van projecten opstellingen in een laboratorium soms ongebruikt staan. Daar kunnen anderen dan gebruik van maken”, licht hij toe.
In de kaart kijken
Winter is niet bang dat Shell zich voor wat betreft eigen ontwikkelingen in de kaart zal laten kijken door de nieuwkomers. “Natuurlijk nodigen we niet onze keiharde concurrenten uit om hier in Amsterdam te komen werken. Om gevoelige zaken af te schermen kunnen we de toegang tot bepaalde ruimten of complete vleugels van het gebouw beperken.”
Over het gebruiken en patenteren van kennis worden meteen afspraken gemaakt. “Afhankelijk van de fase waarin een ontwikkeling verkeert en de vorm van samenwerking, sluiten we specifieke overeenkomsten. Er moet een goed klimaat voor co-creatie zijn en daarvoor moet alles goed zijn geregeld. Anders werkt het niet”, voegt Winter eraan toe.
Zonder de S
Bij co-creatie valt te denken aan samenwerking met start-ups, waarbij Shell bijvoorbeeld helpt met het opschalen van de technologie en het neerzetten ervan in de markt. Maar partijen op de campus kunnen er ook voor kiezen om zonder Shell iets voor de energietransitie te ontwikkelen. Vandaar ook dat de ‘S’ in de naam ETCA ontbreekt. “Dit is niet langer uitsluitend een campus voor Shell alleen, maar een energietransitie-campus in het algemeen”, verklaart Winter. De financiering voor de technologieontwikkeling zal uit verschillende bronnen komen, zoals nationale en Europese subsidies en durfkapitaal. “Het lijkt me fantastisch als Shell en de andere partijen elkaar hier kunnen versterken en waarde creëren en de energietransitie daardoor sneller zal verlopen”, aldus Winter.