Ooit waren er 31 scholen, voor de kinderen van internationale werknemers. Altijd brandde er wel ergens op de wereld het licht in een klaslokaal van een Shell-school. Van het Verre Oosten tot aan Zuid-Amerika waren er scholen voor de kinderen van het personeel van de oliemaatschappij, soms ver van de bewoonde wereld.

Na de aankondiging van de verkoop van de Shell-activiteiten op het vasteland van Gabon zijn er straks nog zes over. “Ecole Yenzi”, zegt Henk van Hout, ooit hoofd van de Shell-school in Cairo, en tegenwoordig Head of Education Services en mede verantwoordelijk voor alle scholen,“Prachtig schooltje op een van de meest afgelegen plekken waar Shell actief is. Tot voor kort alleen te bereiken per boot of met een klein vliegtuigje. Om het terrein van de school staat een hek om de olifanten buiten te houden tijdens het ‘mangoseizoen’, wat niet altijd lukt.” De school heeft een Franstalige en een Engelstalige afdeling. De kinderen op de school zijn kinderen van zowel internationale als van lokale medewerkers.

Arabisch

Hoe exotisch en idyllisch de verhalen ook zijn, de bestaansreden voor de scholen is puur pragmatisch. Shell is in de loop van de geschiedenis activiteiten gestart op plaatsen waar geen behoorlijke scholing was voor – oorspronkelijk – vooral Britten en Nederlanders die er gingen werken. “Neem Muscat in Oman, in 1964”, illustreert Van Hout. “Toen we daar aan de slag gingen, was er in de stad maar één school en die gaf alleen les in het Arabisch.”

Dat maakte de employee value proposition (vrij vertaald: de belofte aan de medewerker/red) voor Oman niet erg aantrekkelijk dus kwam er een Nederlands-Engelse school voor de kinderen van de Shell-werknemers.

Zo zorgde Shell als internationaal opererende werkgever, al vanaf 1922, op verschillende plaatsen op de wereld voor basisonderwijs voor de kinderen van de expats. Onder het dak van die Shell-scholen bevonden zich zowel Nederlandstalige als Engelstalige afdelingen. En na die basisschoolperiode was het voor de werknemers een kwestie van ander werk zoeken of de kinderen gingen naar een kostschool elders, vaak in het land van herkomst.

Het teruglopen van het aantal scholen sinds de jaren negentig van de vorige eeuw, is een goede zaak, weet ook Van Hout. Het betekent bijvoorbeeld dat op veel meer plaatsen in de wereld internationaal onderwijs beschikbaar is gekomen. “In de jaren negentig zagen we een omslag bij de Nederlanders, zij kozen steeds vaker voor internationaal onderwijs in plaats van Nederlands onderwijs. Hierdoor verbeterde hun mobiliteit; er zijn in de wereld tenslotte veel meer Engelstalige scholen dan Nederlandse scholen. Daarnaast is Shell steeds meer in joint venture-verband gaan werken waardoor tegenwoordig scholen wel aan Shell zijn verbonden, maar niet meer in eigendom”, aldus Van Hout.

Erkend curriculum

Shell heeft, de laatste decennia, actief meegewerkt aan de ontwikkeling van het internationale onderwijs. “Midden jaren negentig”, vertelt Van Hout, “ontstond de behoefte aan een nieuw, internationaal te certificeren lesprogramma.” De redenen daarvoor waren tweeledig. Enerzijds werd het Shell-personeelsbestand steeds internationaler, waardoor de Nederlandse en Engelse afdelingen op de scholen te beperkt werden. Anderzijds was er behoefte om toegang tot nationale en internationale vervolgopleidingen te vergemakkelijken door een modern en aansluitend, internatio­naal erkend programma. Na een aantal verkenningen met onder anderen de International Baccalaureate-organisatie werd in 2000 door middel van het International Primary Curriculum (IPC) een speciaal voor Shell ontwikkeld curriculum vastgelegd. “Shell Education, directie en leraren van de verschillende scholen en onderwijsconsultants stonden aan de basis van het onderwijs­kundige concept”, zegt Van Hout. “De ontwikkeling van het programma en het testen hiervan vond plaats in de verschillende Shell- of ‘Shell geassocieerde’ scholen in de wereld. Met dit internationaal erkende curriculum vinden kinderen gemakkelijker aansluiting bij het voortgezet onderwijs in hun thuisland of in een ander internationaal onderwijsprogramma.

Later werkte Shell ook mee aan het opstellen van een soortgelijk programma voor de eerste jaren voortgezet onderwijs, het International Middle Years Curriculum (IMYC).

Op dit moment zijn er ongeveer tweeduizend scholen in de wereld, in 82 verschillende landen, die hun leerlingen onderwijzen volgens de methode van het IPC en IMYC. In Nederland zijn er op dit moment ongeveer 220 IPC-scholen. In principe is het programma te vertalen in iedere taal. Het IPC is in Nederland erg populair bij tweetalige scholen.

Thematisch

Het bijzondere aan IPC is dat de kinderen thematisch te werk gaan rondom een bepaald onderwerp. Vakken zijn te combineren, of worden afzonderlijk aangeboden, maar zijn steeds gericht op het centrale thema, vanuit verschillende invalshoeken. “Denk aan het met elkaar vergelijken van locaties; als je een school in Rotterdam bent, kun je de ontstaansgeschiedenis van Rotterdam vergelijken met die van Lagos, Nigeria, als er Nigeriaanse kinderen in de klas zitten”, legt Van Hout uit. “Kinderen hebben persoonlijke doelen en leerdoelen die zij steeds weer moeten realiseren. Van jongs af aan moeten leerlingen kunnen vertellen wat ze hebben geleerd en waarom ze dit hebben geleerd. Kinderen mogen gebruikmaken van verschillende verwerkingsvormen; het programma houdt hierbij rekening met de theorie van de meervoudige intelligentie, van Howard Gardner. De scholen kenmerken zich door het toepassen van de laatste ontwikkelingen op het gebied van hersenonderzoek en het leren van de kinderen. De overgebleven Shell- of ‘Shell gerelateerde’ scholen in landen zoals Oman, Nigeria, Rusland, Brunei en Maleisië maken allemaal gebruik van het IPC en/of IMYC. Zij hebben allen het hoogste of op één na hoogste accreditatieniveau bereikt. Toen we in Gabon het personeel informeerden over de verandering van eigenaar, waren vele Shell-families bezorgd of ze voor hun kinderen wel een vergelijkbare, goede school in een ander land zouden kunnen vinden.”

Overdracht

Toen aan het begin van deze eeuw bleek dat het nieuw ontwikkelde onderwijsprogramma een zeer positief effect had op het leren van de kinderen in de Shell-scholen kwam de vraag of al die pedagogische en didac­tische kennis een kerntaak was voor een energie­concern. “Niet dus”, concludeert Van Hout. “We hebben in grote lijnen afstand genomen van onze inbreng en onze kennis overgedragen aan een Britse onderwijs­instelling. In ruil daarvoor kunnen de Shell- en ‘Shell geassocieerde’ scholen wel kosteloos gebruik maken van de informatiestroom en training van deze onderwijsorganisatie.” Van Hout is nog wel actief in de raad van advies van het IPC en enkele andere adviesgroepen voor internationaal onderwijs.

Betekent dit alles dat de Shell-school op termijn uitsterft? “Poeh”, verzucht Van Hout. “Het zou kunnen, maar dan zullen we op een aantal locaties toch zowel bestuurlijk als soms zelfs operationeel betrokken blijven bij scholen met veel kinderen van Shell-werknemers. Goed onderwijs blijft een belangrijk onderdeel van het totale pakket waarop men besluit om met het gezin op een bepaalde locatie te gaan wonen en werken. Ik heb geen aanleiding om te denken dat die betrokkenheid van Shell aan het verminderen is. Integendeel.”