
De energieke samenleving
Zelf de toekomst in handen nemen. Met die insteek ontstaan overal in Nederland energiecoöperaties. Op het randje van Zuid-Holland en Zeeland verrijst het grootste coöperatieve windpark op land, op en rond de Krammersluizen tussen Volkerak en Grevelingenmeer.
De finale klap is bijna uitgedeeld. Na afloop van het gesprek gaat Tijmen Keesmaat door naar wat de laatste bijeenkomst moet zijn om de financiering van het meer dan tweehonderd miljoen euro kostende bouwproject rond te krijgen. “Ik heb er alle vertrouwen in”, zegt de projectdirecteur van Windpark Krammer, het grootste coöperatieve windpark op het vasteland. “Het moet gaan lukken.
Dat is weleens anders geweest”, geeft hij eerlijk toe. “Ik stond daar op die dam en dacht ‘leuk idee, maar dit gaat ‘m niet worden’”, terugdenkend aan zijn aanstelling begin 2013. De natuurlijke beperkingen van de smalle zeeweringen en de voor Nederland ongekende grootte van het project, lagen aan die twijfel van destijds ten grondslag.
Monique Sweep, directeur van Coöperatie Deltawind kijkt verbaasd op bij de ontboezeming van Keesmaat. Zij stond met haar coöperatie uit Goeree-Overflakkee aan de wieg van het windpark, samen met de Zeeuwse zustercoöperatie Zeeuwind. Beide energiecoöperaties hebben ieder ruim tweeduizend leden. Sweep is al vanaf 2009 betrokken bij het regionale burgerinitiatief rond energie. Zij weet alles van de klippen die zijn omzeild, maar heeft uiteindelijk nooit getwijfeld aan de goede afloop van de plannen.
“De primaire doelstelling van onze coöperatie is duurzame energie te produceren voor de lokale bevolking”, zegt ze. “En dat doel hebben we in 2003 al bereikt. Deltawind en Zeeuwind hebben altijd voorgelopen. Al in 1996 bouwde Deltawind het toen grootste windpark op het vasteland met een opgesteld vermogen van 4,5 megawatt (MW). Ik heb laatst nog eens het oude garantiebewijs van een van de turbines moeten opzoeken. Dat was toen één A4-tje. Als je nu naar garantiebewijzen van de turbines van Windpark Krammer kijkt, heb je het over dertig ordners. En je hebt het over meer dan tweehonderd MW aan vermogen. De tijden voor de sector zijn echt veranderd.”
Schaalgrootte
Maar waarom zou je als regionale coöperatie geld steken in een park dat meer stroom produceert dan de streek nodig heeft? Vergroot je door die ambitie niet tegelijkertijd de kans op mislukken?
“Die omvang heb je bij een windpark op deze locatie nodig om rendabel te kunnen draaien”, zegt projectdirecteur Keesmaat. “Het heeft te maken met de kosten die je moet maken om aan te sluiten op het hoogspanningsnetwerk. In het geval van Krammer ligt dat aansluitpunt dertien kilometer van het windpark.”
Sweep en Keesmaat weten uit ervaring dat de noodzakelijke schaalgrootte voor extra problemen heeft gezorgd. Maar eerst roemen ze de durf en de positieve inzet van de provincie Zeeland en Rijkswaterstaat om positief te willen onderzoeken of windturbines wel op een belangrijke zeewering passen. “Ze hadden makkelijk kunnen zeggen dat er voor turbines geen plaats is op een primaire waterkering, zoals de Krammerdam”, zegt Keesmaat. “Maar ze hebben in plaats van de deur op voorhand dicht te gooien, juist de ruimte geboden voor uitgebreid onderzoek. Dat verdient een groot compliment.”
Draagvlak
Maar met goede wil alleen kan je geen windpark bouwen. “Door de omvang van het project vallen we onder de Rijkscoördinatieregeling”, legt Keesmaat uit. “Dat wil zeggen dat het Rijk kan beslissen over de doorgang van het project, maar het was snel duidelijk dat het die macht alleen zou gebruiken als er voldoende draagvlak in de regio zou zijn.”
Door de ingewikkelde ligging op het randje van de drie gemeenten Goeree-Overflakkee, Schouwen-Duiveland en Tholen bleek dat nog een behoorlijke puzzel. Het proces van geven en nemen leidde er bijvoorbeeld toe dat in plaats van de geplande zeven of acht windmolen op de Grevelingendam, er hier straks vier gebouwd gaan worden. “En er is een windfonds opgericht voor de directe omgeving. Dat heeft met name in Sint Philipsland op het eiland Tholen geleid tot een positieve houding ten opzichte van het windpark”, zegt Sweep. “Je zoekt naar een goede balans tussen lusten en lasten.”
En ook was er langdurig overleg met vogelbeschermers en natuurpartijen, zo geven beide directeuren aan. Het opduiken van een zeearend verscherpte dat overleg. Minder spectaculair zijn de groepen zaagbekeenden die dagelijks het zoete water aan de ene kant van de Krammerdam verruilen voor de schaal- en schelpdieren in het zoute water aan de andere kant van de dam, om vervolgens voor de nacht weer terug te keren naar het zoete water. “We gaan daarom een systeem op de turbines plaatsen voor het detecteren van vogels”, zegt Sweep. “En we zetten de molen stil als de eenden van zoet naar zout en teruggaan”, vult Keesmaat aan.
“Zo’n discussie is ook belangrijk voor onze leden”, voegt Sweep eraan toe. “Er zijn veel redenen om lid te worden van een energiecoöperatie, maar grofweg kan je zeggen dat onze leden variëren van donkergroen tot lichtgroen. Daarom ligt zo’n vogeldiscussie best moeilijk.”
Risicodragend
Overeenstemming met de externe omgeving was voor het Rijk en daarmee voor de doorgang van het project cruciaal. Maar er waren natuurlijk ook de nodige interne klippen te omzeilen.
Als eerste moesten ook de bijna 4.500 leden van Zeeuwind en Deltawind worden overtuigd van de juistheid van de plannen. De coöperaties moesten, als aandeelhouder van de BV Windpark Krammer in de eerste jaren immers risicodragend, geld steken in ontwikkeling van de plannen en het binnenhalen van de vergunningen. Tot die tijd was de realisatie niet zeker. “Dat was op voorhand geen uitgemaakte zaak”, geeft Sweep aan, “daar moesten de leden goed in meegenomen worden.” Van tevoren was bekend dat de uiteindelijke investeringssom van ruim tweehonderd miljoen euro voor het project de financiële spankracht van de coöperaties ver te boven zou gaan en ze er dus nog een partner bij moesten zien te vinden.
“Uitgangspunt is wel altijd geweest dat we als coöperaties en aandeelhouders in het windpark de touwtjes in handen willen houden”, zegt de Deltawind-directeur. “Dat betekent dat we naar afwijkende oplossingen hebben moeten zoeken voor het vinden van een partner bij de bouw. We hebben daarom geen tender uitgeschreven maar zijn in zee gegaan met het Duitse Enercon. Dat dacht met ons mee als het gaat om de aandelen. Zo levert het bedrijf een achtergestelde lening aan de coöperaties, die zij kunnen aflossen met de opbrengsten uit de stroom. Op die manier kunnen de regionale aandeelhouders toch een meerderheid houden in het project. En, ook belangrijk, Enercon neemt het bouwrisico voor zijn rekening zodat dit niet bij de andere aandeelhouders komt te liggen.”
Tender
“Voor de verkoop van de stroom hebben we wel een tender uitgeschreven”, vult projectdirecteur Keesmaat aan. “Uiteindelijk hebben we een contract gesloten met AkzoNobel, Google, DSM en Philips. Die nemen ieder 25 procent van de opgewekte elektriciteit af. Ook dit contract is afwijkend en vernieuwend. Rond de Amsterdamse Zuidas zijn er de nodige mensen die hier hard aan hebben gewerkt. Het aantrekkelijke voor ons is dat we dus geen derde partij nodig hebben om de stroom voor ons te verkopen. Dat scheelt in de stroomkosten voor onze vier klanten, en het scheelt ons als producent natuurlijk ook aan de opbrengstenkant.”
De nodige dagen na het eerste gesprek over Windpark Krammer gaat de telefoon. “Hallo met Tijmen”, klinkt het opgewekt aan de andere kant van de lijn. “De financiering van het windpark is definitief rond. In juni en juli plaatsen we eerste windturbine. Ik denk dat we aan het einde van het jaar de eerste stroom gaan produceren.”
Aantal energiecoöperaties blijft groeien
Verbeter de wereld en begin bij jezelf. Dus niet wachten op de overheid, maar zelf aan de slag gaan. Die gedachte zorgt al tien jaar voor een behoorlijke groei van het aantal energiecoöperaties in Nederland. En er is natuurlijk ook behoorlijk wat geld onder de mensen; geld dat op de bank niet veel oplevert aan rente.
Désirée Brakenhoff deed uitgebreid onderzoek naar de burgerinitiatieven in de energiewereld. Leunend op het jaarlijkse onderzoek van de ‘Lokale Energie Monitor’ stelt ze dat de energiecoöperatie in Nederland springlevend is.
De cijfers ondersteunen haar conclusie. In 2016 groeide het aantal coöperaties van 262 naar 313, waarin Groningen en Friesland relatief het best vertegenwoordigd zijn. Meer dan de helft van de burgerinitiatieven richt zich op het plaatsen van zonnepanelen. Windmolens komen – op grote afstand – op een tweede plaats.
Het gezamenlijke productievermogen steeg vorig jaar met meer dan vijftig procent naar ruim 138 megawatt, terwijl er op korte termijn nog eens 150 megawatt staat aan te komen. Windmolens zijn de motor achter de groei van het vermogen.
“Mijn indruk is dat energiecoöperaties momenteel als sector snel volwassen worden”, zegt Brakenhoff. “Het aantal coöperaties is sterk gegroeid en er is sprake van elan, optimisme en ambitie. Binnen onderlinge contacten en organisaties zoals kennisplatform HIER opgewekt en belangenvereniging ODE Decentraal wordt actief nagedacht over hoe de sector zich verder kan ontwikkelen. Er ontstaat een ´schil´ van dienstverlenende organisaties, en ook netbeheerders en overheidsinstanties denken mee over de kansen en obstakels voor energiecoöperaties. Er is in feite sprake van een collectief leerproces.”
In totaal zijn er inmiddels meer dan 50.000 Nederlanders lid van een coöperatie, zo blijkt uit de Lokale Energie Monitor. Maar waarom worden burgers lid? “De drijfveren kunnen heel verschillend zijn”, zegt Brakenhoff. “Sommige deelnemers gaat het om het milieu, anderen zien het als een goede belegging of als een manier om de lokale economie te versterken. Weer anderen willen hun buurt of stad zelfvoorzienend maken.”